Surah الأَعۡرَافِ (Al-Faatiha) - Ayah 165

Periode: Mekkaans

7:165

فَلَمَّا نَسُوا مَا ذُكِّرُوا بِهِ أَنجَيْنَا الَّذِينَ يَنْهَوْنَ عَنِ السُّوءِ وَأَخَذْنَا الَّذِينَ ظَلَمُوا بِعَذَابٍ بَئِيسٍ بِمَا كَانُوا يَفْسُقُونَ

Toen zij dus de herinneringen vergaten die hen gegeven waren, redden Wij degenen die het kwaad verboden, maar Wij grepen degenen die het kwaad beoefenden met een zware straf want zij zaaiden verderf.