Surah الأَعۡرَافِ (Al-Faatiha) - Ayah 166

Periode: Mekkaans

7:166

فَلَمَّا عَتَوْا عَن مَّا نُهُوا عَنْهُ قُلْنَا لَهُمْ كُونُوا قِرَدَةً خَاسِئِينَ

Dus toen zij de grenzen van wat hen verboden was overtraden, zeiden Wij tegen hen: “Wees apen, veracht en verworpen.”