7:172
وَإِذْ أَخَذَ رَبُّكَ مِن بَنِي آدَمَ مِن ظُهُورِهِمْ ذُرِّيَّتَهُمْ وَأَشْهَدَهُمْ عَلَىٰ أَنفُسِهِمْ أَلَسْتُ بِرَبِّكُمْ ۖ قَالُوا بَلَىٰ ۛ شَهِدْنَا ۛ أَن تَقُولُوا يَوْمَ الْقِيَامَةِ إِنَّا كُنَّا عَنْ هَٰذَا غَافِلِينَEn (gedenk) toen jullie Heer de kinderen van Adam voorbracht, uit hun lenden, hun zaad en liet hen voor henzelf getuigen (zeggende): “Ben Ik niet jullie Heer?” Zij zeiden: “Ja! Wij getuigen.” Zodat jullie op de dag der opstanding niet zullen zeggen: “Waarlijk, wij wisten dit niet.”