Surah الأَعۡرَافِ (Al-Faatiha) - Ayah 95

Periode: Mekkaans

7:95

ثُمَّ بَدَّلْنَا مَكَانَ السَّيِّئَةِ الْحَسَنَةَ حَتَّىٰ عَفَوا وَّقَالُوا قَدْ مَسَّ آبَاءَنَا الضَّرَّاءُ وَالسَّرَّاءُ فَأَخَذْنَاهُم بَغْتَةً وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ

Dan veranderden Wij het kwade in het goede tot zij in aantal toenamen en in welvaart en zeiden: “Onze vaders werden door het kwaad geraakt en met het goede.” Dus grepen Wij hen opeens terwijl zij dat niet verwachtten.