78:1
عَمَّ يَتَسَاءَلُونَWat vragen zij (elkaar)?
Periode: Mekkaans
Verzen: 40
عَمَّ يَتَسَاءَلُونَWat vragen zij (elkaar)?
عَنِ النَّبَإِ الْعَظِيمِOver de grote aankondiging.
الَّذِي هُمْ فِيهِ مُخْتَلِفُونَWaarover zij in onenigheid zijn.
كَلَّا سَيَعْلَمُونَNee, zij zullen het te weten komen!
ثُمَّ كَلَّا سَيَعْلَمُونَNogmaals, nee zij zullen het te weten komen!
أَلَمْ نَجْعَلِ الْأَرْضَ مِهَادًاHebben Wij de aarde niet als een bed uitgespreid?
وَالْجِبَالَ أَوْتَادًاEn de bergen als pilaren?
وَخَلَقْنَاكُمْ أَزْوَاجًاEn Wij hebben jullie in paren geschapen.
وَجَعَلْنَا نَوْمَكُمْ سُبَاتًاEn Wij hebben jullie slaap als een rust gemaakt?
وَجَعَلْنَا اللَّيْلَ لِبَاسًاEn hebben de nacht als bedekking gemaakt?
وَجَعَلْنَا النَّهَارَ مَعَاشًاEn hebben de dag gemaakt om levensonderhoud te vinden?
وَبَنَيْنَا فَوْقَكُمْ سَبْعًا شِدَادًاEn boven jullie hebben Wij zeven sterke (hemelen) gebouwd?
وَجَعَلْنَا سِرَاجًا وَهَّاجًاEn hebben (daarin) een stralende lamp gemaakt?
وَأَنزَلْنَا مِنَ الْمُعْصِرَاتِ مَاءً ثَجَّاجًاEn hebben regenwolken vol stromend water naar beneden gezonden?
لِّنُخْرِجَ بِهِ حَبًّا وَنَبَاتًاOm daarmee koren en planten te kunnen laten groeien.
وَجَنَّاتٍ أَلْفَافًاEn dichtbegroeide tuinen.
إِنَّ يَوْمَ الْفَصْلِ كَانَ مِيقَاتًاWaarlijk, de dag van de beslissing is op een vastgestelde tijd.
يَوْمَ يُنفَخُ فِي الصُّورِ فَتَأْتُونَ أَفْوَاجًاDe dag waarop de bazuin geblazen zal worden, en dat jullie in groepen naar voren komen.
وَفُتِحَتِ السَّمَاءُ فَكَانَتْ أَبْوَابًاEn de hemel zal worden geopend en deze zal dan als poorten zijn.
وَسُيِّرَتِ الْجِبَالُ فَكَانَتْ سَرَابًاEn de bergen verpulverd zullen worden en zij als een luchtspiegeling zullen zijn.
إِنَّ جَهَنَّمَ كَانَتْ مِرْصَادًاWaarlijk, de hel is een hinderlaag.
لِّلطَّاغِينَ مَآبًاEen verblijfplaats voor de degenen die de grenzen van Allah overschrijden.
لَّابِثِينَ فِيهَا أَحْقَابًاZij zullen daar eeuwen wonen.
لَّا يَذُوقُونَ فِيهَا بَرْدًا وَلَا شَرَابًاZij zullen daar niets koels proeven, noch iets drinken.
إِلَّا حَمِيمًا وَغَسَّاقًاBehalve kokend water en vieze vloeistof.
جَزَاءً وِفَاقًاEen precieze vergelding (van hun slechte daden).
إِنَّهُمْ كَانُوا لَا يَرْجُونَ حِسَابًاWant waarlijk zij dachten niet aan een vergelding.
وَكَذَّبُوا بِآيَاتِنَا كِذَّابًاWant zij verloochenden onze tekenen.
وَكُلَّ شَيْءٍ أَحْصَيْنَاهُ كِتَابًاEn alles hebben Wij in een boek genoteerd.
فَذُوقُوا فَلَن نَّزِيدَكُمْ إِلَّا عَذَابًاProef dus (het resultaat van jullie slechte daden). Geen vermeerdering zullen Wij jullie geven behalve in de bestraffing.
إِنَّ لِلْمُتَّقِينَ مَفَازًاWaarlijk voor de godvrezenden die Allah vreest, zal er succes zijn.
حَدَائِقَ وَأَعْنَابًاTuinen en wijngaarden.
وَكَوَاعِبَ أَتْرَابًاEn gezellinnen die een gelijke leeftijd hebben.
وَكَأْسًا دِهَاقًاEn een volle beker.
لَّا يَسْمَعُونَ فِيهَا لَغْوًا وَلَا كِذَّابًاZij zullen daar geen nutteloos gepraat horen, noch een leugen.
جَزَاءً مِّن رَّبِّكَ عَطَاءً حِسَابًاEen beloning van jullie Heer, een beloning die meer dan voldoet.
رَّبِّ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا الرَّحْمَٰنِ ۖ لَا يَمْلِكُونَ مِنْهُ خِطَابًا(Van) de Heer van de hemelen en de aarde en wat daar tussen is – de meest Barmhartige niemand durft met Hem te spreken (op de dag der opstanding) behalve met Zijn permissie.
يَوْمَ يَقُومُ الرُّوحُ وَالْمَلَائِكَةُ صَفًّا ۖ لَّا يَتَكَلَّمُونَ إِلَّا مَنْ أَذِنَ لَهُ الرَّحْمَٰنُ وَقَالَ صَوَابًاDe dag dat Jibriel en de engelen in rijen zullen staan zal, niemand spreken behalve degene die de toestemming heeft van de Meest Barmhartige en hij zal zeggen wat juist is.
ذَٰلِكَ الْيَوْمُ الْحَقُّ ۖ فَمَن شَاءَ اتَّخَذَ إِلَىٰ رَبِّهِ مَآبًاDat is zonder twijfel de ware dag, laat dus iedereen die dat wil zich tot zijn Heer keren.
إِنَّا أَنذَرْنَاكُمْ عَذَابًا قَرِيبًا يَوْمَ يَنظُرُ الْمَرْءُ مَا قَدَّمَتْ يَدَاهُ وَيَقُولُ الْكَافِرُ يَا لَيْتَنِي كُنتُ تُرَابًاWaarlijk, Wij hebben jullie gewaarschuwd voor een naderende bestraffing – de dag dat de mens zal zien wat zijn handen hebben voortgebracht (aan goed en slecht). En (radeloos) zal de ongelovige zeggen: “Wee mij! Werd ik maar tot stof herleid (zoals de dieren)!”