Surah الأَنفَالِ (Al-Faatiha) - Ayah 16

Periode: Medinees

8:16

وَمَن يُوَلِّهِمْ يَوْمَئِذٍ دُبُرَهُ إِلَّا مُتَحَرِّفًا لِّقِتَالٍ أَوْ مُتَحَيِّزًا إِلَىٰ فِئَةٍ فَقَدْ بَاءَ بِغَضَبٍ مِّنَ اللَّهِ وَمَأْوَاهُ جَهَنَّمُ ۖ وَبِئْسَ الْمَصِيرُ

En iedereen die hen zijn rug toekeert op zo’n dag – tenzij het een oorlogsstrategie is of een hergroepering van het (eigen) leger – heeft zeker over zichzelf de toorn van Allah uitgeroepen. En zijn verblijfplaats is de hel en dat is zeker een slechte bestemming!