Surah التَّوۡبَةِ (Al-Faatiha) - Ayah 129

Periode: Medinees

9:129

فَإِن تَوَلَّوْا فَقُلْ حَسْبِيَ اللَّهُ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ عَلَيْهِ تَوَكَّلْتُ ۖ وَهُوَ رَبُّ الْعَرْشِ الْعَظِيمِ

Maar als zij zich afkeren, zeg: “Allah is voor mij voldoende. Niemand heeft het recht om aanbeden te worden, behalve Hij, in Hem leg ik mijn vertrouwen en Hij is de Heer van de Almachtige Troon.”