Surah التَّوۡبَةِ (Al-Faatiha) - Ayah 71

Periode: Medinees

9:71

وَالْمُؤْمِنُونَ وَالْمُؤْمِنَاتُ بَعْضُهُمْ أَوْلِيَاءُ بَعْضٍ ۚ يَأْمُرُونَ بِالْمَعْرُوفِ وَيَنْهَوْنَ عَنِ الْمُنكَرِ وَيُقِيمُونَ الصَّلَاةَ وَيُؤْتُونَ الزَّكَاةَ وَيُطِيعُونَ اللَّهَ وَرَسُولَهُ ۚ أُولَٰئِكَ سَيَرْحَمُهُمُ اللَّهُ ۗ إِنَّ اللَّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌ

De gelovigen, mannen en vrouwen zijn bondgenoten voor elkaar, zij sporen (de mensen) aan tot het behoorlijke en verbieden (de mensen) het verwerpelijke zij verrichten volmaakt hun gebeden en geven zakaat en gehoorzamen Allah en Zijn boodschapper. Allah zal genade met hen hebben. Zeker Allah is Almachtig, Alwijs.