91:1
وَالشَّمْسِ وَضُحَاهَاEn bij de zon en haar ochtendgloren.
Periode: Mekkaans
Verzen: 15
وَالشَّمْسِ وَضُحَاهَاEn bij de zon en haar ochtendgloren.
وَالْقَمَرِ إِذَا تَلَاهَاEn bij de maan die haar (de zon) volgt.
وَالنَّهَارِ إِذَا جَلَّاهَاEn bij de dag als het de helderheid (van de zon) laat zien.
وَاللَّيْلِ إِذَا يَغْشَاهَاEn bij de nacht als die haar verbergt.
وَالسَّمَاءِ وَمَا بَنَاهَاEn bij de hemel en Degene Die het gebouwd heeft.
وَالْأَرْضِ وَمَا طَحَاهَاEn bij de aarde en Hij Die haar uitgespreid heeft.
وَنَفْسٍ وَمَا سَوَّاهَاEn bij de ziel en Hij Die hem de perfecte verhoudingen heeft gegeven.
فَأَلْهَمَهَا فُجُورَهَا وَتَقْوَاهَاToen toonde Hij haar (de ziel) het slechte en bracht haar vrees bij (voor Hem).
قَدْ أَفْلَحَ مَن زَكَّاهَاVoorzeker, degene die haar reinigt (van zonden), zal succes kennen.
وَقَدْ خَابَ مَن دَسَّاهَاEn voorzeker, degene die haar schade berokkent (d.m.v. zonden), zal falen.
كَذَّبَتْ ثَمُودُ بِطَغْوَاهَاThamoed ontkenden (hun profeten) door hun tirannie.
إِذِ انبَعَثَ أَشْقَاهَاToen de meest verdorven man onder hen naar voren kwam.
فَقَالَ لَهُمْ رَسُولُ اللَّهِ نَاقَةَ اللَّهِ وَسُقْيَاهَاMaar de boodschapper van Allah zei tegen hen: “Wees voorzichtig! Vrees de kwade afloop. Dit is de kamelin van Allah!” (Schaad haar niet) en verhinder haar niet te drinken!”
فَكَذَّبُوهُ فَعَقَرُوهَا فَدَمْدَمَ عَلَيْهِمْ رَبُّهُم بِذَنبِهِمْ فَسَوَّاهَاToen verwierpen zij hem en doodden haar. Dus vernietigde hun Heer hen door de zonde die zij begingen, en maakte hen met de grond gelijk.
وَلَا يَخَافُ عُقْبَاهَاEn Hij vreest niet de gevolgen daarvan.